Dutch
Detailed Translations for leunen tegen from Dutch to English
leunen tegen:
-
leunen tegen (aanleunen)
Conjugations for leunen tegen:
o.t.t.
- leun tegen
- leunt tegen
- leunt tegen
- leunen tegen
- leunen tegen
- leunen tegen
o.v.t.
- leunde tegen
- leunde tegen
- leunde tegen
- leunden tegen
- leunden tegen
- leunden tegen
v.t.t.
- heb tegen geleund
- hebt tegen geleund
- heeft tegen geleund
- hebben tegen geleund
- hebben tegen geleund
- hebben tegen geleund
v.v.t.
- had tegen geleund
- had tegen geleund
- had tegen geleund
- hadden tegen geleund
- hadden tegen geleund
- hadden tegen geleund
o.t.t.t.
- zal leunen tegen
- zult leunen tegen
- zal leunen tegen
- zullen leunen tegen
- zullen leunen tegen
- zullen leunen tegen
o.v.t.t.
- zou leunen tegen
- zou leunen tegen
- zou leunen tegen
- zouden leunen tegen
- zouden leunen tegen
- zouden leunen tegen
en verder
- is tegen geleund
diversen
- leun tegen!
- leunt tegen!
- tegen geleund
- leunend tegen
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
leunen tegen
the leaning against
Translation Matrix for leunen tegen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
leaning against | leunen tegen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
lean against | aanleunen; leunen tegen | |
lean on | aanleunen; leunen tegen | steunen op |
rest on | aanleunen; leunen tegen | berusten; gebaseerd zijn; steunen op |