Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. lichaam:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for lichaam from Dutch to English

lichaam:

lichaam [het ~] noun

  1. het lichaam (anatomie; lijf)
    the body; the anatomy; the corpus
  2. het lichaam (organisatie; instelling; instantie)
    the organization; the bureau; the office; the organisation
  3. het lichaam (menselijk lichaam)
    the human body

Translation Matrix for lichaam:

NounRelated TranslationsOther Translations
anatomy anatomie; lichaam; lijf anatomie; ontleedkunde
body anatomie; lichaam; lijf frame; geraamte; hoofdtekst; lazer; raamwerk; romp; skelet
bureau instantie; instelling; lichaam; organisatie bureau; bureaumeubel
corpus anatomie; lichaam; lijf korpus
human body lichaam; menselijk lichaam
office instantie; instelling; lichaam; organisatie departement; kantoor; kantoorgebouw; ministerie
organisation instantie; instelling; lichaam; organisatie broederschap; georganiseerd gezelschap; vennootschap
organization instantie; instelling; lichaam; organisatie broederschap; georganiseerd gezelschap; organisatie
- lijf

Related Words for "lichaam":

  • lichamen, lichaampje

Synonyms for "lichaam":


Antonyms for "lichaam":


Related Definitions for "lichaam":

  1. geheel van botten, organen, spieren waaruit een mens bestaat1
    • haar hele lichaam deed pijn1
  2. middelste deel van een mens1
    • je armen en benen zitten vast aan je lichaam1

Wiktionary Translations for lichaam:

lichaam
noun
  1. een geheel van botten, vlees en organen van een mens of dier
  2. een instantie
  3. een hoeveelheid materie met een bepaalde vorm
lichaam
noun
  1. in mathematics
  2. algebraic concept
  3. any physical object or material thing
  4. fleshly or corporeal nature of a human
  5. physical structure of a human or animal

Cross Translation:
FromToVia
lichaam body Körper(historisch zuerst): Organismus eines Lebewesens in seiner Gesamtheit
lichaam body Körperbei Tier und Mensch gelegentlich auch bloß: der Rumpf

Related Translations for lichaam