Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. loslating:


Dutch

Detailed Translations for loslating from Dutch to English

loslating:

loslating [de ~ (v)] noun

  1. de loslating (vrijlating)
    the discharge; the release; the manumission; the dismissal; the liberation
  2. de loslating (losraken)
    the release

Translation Matrix for loslating:

NounRelated TranslationsOther Translations
discharge loslating; vrijlating afdanken; afschaffen; afvoer; afwatering; decharge; emissie; kwijting; lossing; lozing; ontlading; ontslaan; ontslaan van werknemers; ontslag; plotselinge uitbarsting; uit de dienst ontslaan; uitlading; uitstoot; waterafvoer
dismissal loslating; vrijlating afdanken; afdanking; afkeuring; afschaffen; afwijzing; congé; ontslaan; ontslaan van werknemers; ontslag; rejectie; terugwijzing; uit de dienst ontslaan; uitstoot; verwerping; verworpenheid; weigering
liberation loslating; vrijlating amnestie; beschikbaarmaken; bevrijden; bevrijding; disponibel maken; kwijtschelding; loslaten; ontzetting; redding; verlossing; vrijlating; vrijmaking; zaligheid
manumission loslating; vrijlating amnestie; kwijtschelding; vrijlating
release loslating; losraken; vrijlating amnestie; bevrijding; invrijheidstelling; kwijtschelding; ontzetting; redding; uitlaat; uitlaatpijp; verlossing; versie; vlampijp; vrijlating; vrijmaking; zaligheid
VerbRelated TranslationsOther Translations
discharge aan de dijk zetten; afdanken; afladen; afscheiden; afvloeien; afvoeren; congé geven; dwingen ontslag te nemen; eruit gooien; iets uitladen; kwijten; lossen; lozen; ontheffen; ontladen; ontslaan; pasporteren; uitscheiden; uitstoten; uitsturen; uitwerpen; van zijn positie verdrijven; verzenden; wegsturen; wegzenden
release afhelpen; amnestie verlenen; bevrijden; bevrijden van; bevrijden van belegeraars; detacheren; in vrijheid stellen; invrijheidstellen; lanceren; laten gaan; laten opstijgen; loskomen; loskrijgen; loslaten; losmaken; loswerken; ontheffen; ontslaan; ontsnappen; ontzetten; op de markt brengen; openen; openstellen; oplaten; scheiden; toegankelijk maken; uitgeven; uitsturen; van de boeien ontdoen; van last bevrijden; verlossen; verzenden; vrijgeven; vrijkomen; vrijlaten; wegsturen; wegzenden; zich bevrijden