Home ->Dictionaries ->Dutch/English ->Translate luis

Translate luis from Dutch to English

Summary

Dutch to English: more detail...

luis:
- louse
lui:
- lazy; slack; workshy; idle; slow; bearing no interests
- people; folks
Wiktionary:
- luis → louse
- lui → lazy, otiose
- lui → people
- lui → people, lazy

Dutch

Detailed Translations for luis from Dutch to English

luis:

luis [de ~] noun

de luis (hoofdluis)
the louse
- louse [the ~] noun

Translation Matrix for luis:

Noun	Related Translations	Other Translations
louse	hoofdluis; luis	ellendeling; kaffer; klier; kreng; mispunt; rotvent; schoft; schurk; smeerlap; snertvent; stuk ongeluk

Related Words for "luis":

luizen, lui

Wiktionary Translations for luis:

luis

noun

een meestal vleugelloos insect dat parasiteert op plant, mens en dier
- luis → louse

luis

noun

insect
- louse → luis

luis form of lui:

lui adj

lui (werkschuw; traag)
lazy; slack; workshy; idle; slow
- lazy adj
- slack adj
- workshy adj
- idle adj
- slow adj
lui (niets doend)
idle; bearing no interests
- idle adj
- bearing no interests adj

lui [de ~] noun, plural

de lui (lieden; luitjes)
the people; the folks
- people [the ~] noun
- folks [the ~] noun

Translation Matrix for lui:

Noun	Related Translations	Other Translations
folks	lieden; lui; luitjes	mensen
lazy		gemakzucht
people	lieden; lui; luitjes	mensen; natie; volk
slack		kolengruis
Verb	Related Translations	Other Translations
idle		lanterfanten; leeglopen; luieren; lummelen; nietsdoen; niksen; rondhangen; vrijlopen
people		bevolken
slack		lijntrekken
Adjective	Related Translations	Other Translations
idle	lui; niets doend; traag; werkschuw	apathisch; doelloos; hol; ijdel; inactief; inhoudsloos; leeg; lethargisch; loos; niet-actief; nietszeggend; ongevuld
lazy	lui; traag; werkschuw	gemakzuchtig; langzaam; lijzig; log; loom; sloom; traag
slack	lui; traag; werkschuw
Modifier	Related Translations	Other Translations
bearing no interests	lui; niets doend
slow	lui; traag; werkschuw	aarzelend; besluitloos; dralend; langzaam; leuterig; lijzig; log; loom; slepend; sloom; talmend; traag; treuzelachtig; treuzelend; weifelend
workshy	lui; traag; werkschuw

Related Words for "lui":

luiheid, luien, luis, luier, luiere, luist, luiste, luitjes, luie

Antonyms for "lui":

ijverig; vlijtig

Related Definitions for "lui":

mensen¹
- dat zijn leuke lui¹
slaperig¹
- ik ben lui, ik ga naar bed¹
zonder zin om iets te doen¹
- hij maakt zich niet zo druk, hij is een beetje lui¹

Wiktionary Translations for lui:

lui

adjective

werkschuw, niet houden van inspanning of werk
- lui → lazy

noun

lieden, mensen
- lui → people

lui

adjective

eye: squinting because of weak muscles
- lazy → lui
unwilling to work
- lazy → lui
reluctant to work
- otiose → lui

noun

a body of human beings; a group of two or more persons
- people → mensen; lui; volk; personen

Cross Translation:

From	To	Via
• lui	→ people	↔ Leute — eine Gruppe von Personen, Menschen meist unbestimmter, aber auch bestimmter Anzahl
• lui	→ people	↔ Leute — Kollektivum: die Menschen im Allgemeinen, gewöhnliche Menschen
• lui	→ lazy	↔ paresseux — Qui est naturellement enclin à éviter l’action, le travail, l’effort, à ne pas se donner de peine.

¹Muiswerk Woordenboek