Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. manierlijk:


Dutch

Detailed Translations for manierlijk from Dutch to English

manierlijk:

manierlijk adj

  1. manierlijk (decent; fatsoenlijk; netjes; eerbaar; welvoeglijk)

Translation Matrix for manierlijk:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
neat decent; eerbaar; fatsoenlijk; manierlijk; netjes; welvoeglijk behendig; bekwaam; blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; eerbaar; eerzaam; fideel; fleurig; geestig; handig; jolig; keurig; kies; kleurig; kundig; kwiek; levendig; lustig; monter; netjes; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; ordelijk; ordelijk gemaakt; proper; rap; respectabel; schoon; sec; snel; uitgelaten; vaardig; vlot; vlug; vrolijk; wakker; welgemoed; zindelijk; zonnig
proper decent; eerbaar; fatsoenlijk; manierlijk; netjes; welvoeglijk adequaat; beschaafd; betamelijk; fatsoenlijk; gepast; gepaste; geschikt; geschikte; juist; keurig; netjes; passend; welgemanierd; welgevoeglijk; welopgevoed; welvoeglijk
respectable decent; eerbaar; fatsoenlijk; manierlijk; netjes; welvoeglijk aanmerkelijk; aanzienlijk; achtbaar; achtenswaardig; beduidend; behoorlijk; beschaafd; deugdzaam; eerbaar; eerbiedwaardig; eerbiedwekkend; eerzaam; enorm; fatsoenlijk; flink; fors; indrukwekkend; keurig; kies; netjes; respectabel; substantieel; welgemanierd; welopgevoed; zedig
ModifierRelated TranslationsOther Translations
decent decent; eerbaar; fatsoenlijk; manierlijk; netjes; welvoeglijk betamelijk; deugdzaam; eerbaar; eerzaam; keurig; kies; menswaardig; respectabel; welgevoeglijk; welvoeglijk; zedig

External Machine Translations: