Dutch
Detailed Translations for meegeven from Dutch to English
meegeven:
Conjugations for meegeven:
o.t.t.
- geef mee
- geeft mee
- geeft mee
- geven mee
- geven mee
- geven mee
o.v.t.
- gaf mee
- gaf mee
- gaf mee
- gaven mee
- gaven mee
- gaven mee
v.t.t.
- heb meegegeven
- hebt meegegeven
- heeft meegegeven
- hebben meegegeven
- hebben meegegeven
- hebben meegegeven
v.v.t.
- had meegegeven
- had meegegeven
- had meegegeven
- hadden meegegeven
- hadden meegegeven
- hadden meegegeven
o.t.t.t.
- zal meegeven
- zult meegeven
- zal meegeven
- zullen meegeven
- zullen meegeven
- zullen meegeven
o.v.t.t.
- zou meegeven
- zou meegeven
- zou meegeven
- zouden meegeven
- zouden meegeven
- zouden meegeven
diversen
- geef mee!
- geeft mee!
- meegegeven
- meegevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for meegeven:
Verb | Related Translations | Other Translations |
give along with | meegeven; meesturen; meezenden | |
send along with | meegeven; meesturen; meezenden | |
send with | meegeven; meesturen; meezenden |
Wiktionary Translations for meegeven:
meegeven
verb
meegeven
-
(overgankelijk) 1. iemand iets geven voor als die vertrokken is
- meegeven → give
-
(inergatief) 1. inveren als er iets tegenaan komt
- meegeven → give way