Dutch
Detailed Translations for nabetaal from Dutch to English
nabetalen:
-
nabetalen (aanzuiveren)
Conjugations for nabetalen:
o.t.t.
- betaal na
- betaalt na
- betaalt na
- betalen na
- betalen na
o.v.t.
- betaalde na
- betaalde na
- betaalde na
- betaalden na
- betaalden na
- betaalden na
v.t.t.
- heb nabetaald
- hebt nabetaald
- heeft nabetaald
- hebben nabetaald
- hebben nabetaald
- hebben nabetaald
v.v.t.
- had nabetaald
- had nabetaald
- had nabetaald
- hadden nabetaald
- hadden nabetaald
- hadden nabetaald
o.t.t.t.
- zal nabetalen
- zult nabetalen
- zal nabetalen
- zullen nabetalen
- zullen nabetalen
- zullen nabetalen
o.v.t.t.
- zou nabetalen
- zou nabetalen
- zou nabetalen
- zouden nabetalen
- zouden nabetalen
- zouden nabetalen
en verder
- is nabetaald
- zijn nabetaald
diversen
- betaal na!
- betaalt na!
- nabetaald
- nabetalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for nabetalen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
settle | aanzuiveren; nabetalen | afdoen; afhandelen; beslechten; betalen; bezinken; bijleggen; effenen; egaliseren; genoegdoen; goedmaken; koloniseren; neerstrijken; plaatsnemen; regelen; rekening betalen; ruzie afsluiten; ruzie bijleggen; schikken; settelen; twist uit de weg ruimen; vereffenen; verrekenen; verzoenen; vestigen; voldoen; zich nestelen; zich vestigen |
External Machine Translations: