Dutch
Detailed Translations for naslaan from Dutch to English
naslaan:
-
naslaan (opzoeken)
Conjugations for naslaan:
o.t.t.
- sla na
- slaat na
- slaat na
- slaan na
- slaan na
- slaan na
o.v.t.
- sloeg na
- sloeg na
- sloeg na
- sloegen na
- sloegen na
- sloegen na
v.t.t.
- heb nageslagen
- hebt nageslagen
- heeft nageslagen
- hebben nageslagen
- hebben nageslagen
- hebben nageslagen
v.v.t.
- had nageslagen
- had nageslagen
- had nageslagen
- hadden nageslagen
- hadden nageslagen
- hadden nageslagen
o.t.t.t.
- zal naslaan
- zult naslaan
- zal naslaan
- zullen naslaan
- zullen naslaan
- zullen naslaan
o.v.t.t.
- zou naslaan
- zou naslaan
- zou naslaan
- zouden naslaan
- zouden naslaan
- zouden naslaan
diversen
- sla na!
- slaat na!
- nageslagen
- naslaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for naslaan:
Verb | Related Translations | Other Translations |
look up | naslaan; opzoeken | aankomen; bezoeken; iemand opzoeken; iets opzoeken; langsgaan; langskomen; naar boven kijken; naar boven zien; nazoeken; omhoogkijken; op visite gaan; voorbijkomen |