Dutch
Detailed Translations for noodzaken from Dutch to English
noodzaken:
-
noodzaken (door iets genoodzaakt worden; nopen)
to be obliged
Conjugations for noodzaken:
o.t.t.
- noodzaak
- noodzaakt
- noodzaakt
- noodzaken
- noodzaken
- noodzaken
o.v.t.
- noodzaakte
- noodzaakte
- noodzaakte
- noodzaakten
- noodzaakten
- noodzaakten
v.t.t.
- ben genoodzaakt
- bent genoodzaakt
- is genoodzaakt
- zijn genoodzaakt
- zijn genoodzaakt
- zijn genoodzaakt
v.v.t.
- was genoodzaakt
- was genoodzaakt
- was genoodzaakt
- waren genoodzaakt
- waren genoodzaakt
- waren genoodzaakt
o.t.t.t.
- zal noodzaken
- zult noodzaken
- zal noodzaken
- zullen noodzaken
- zullen noodzaken
- zullen noodzaken
o.v.t.t.
- zou noodzaken
- zou noodzaken
- zou noodzaken
- zouden noodzaken
- zouden noodzaken
- zouden noodzaken
diversen
- noodzaak!
- noodzaakt!
- genoodzaakt
- noodzakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for noodzaken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
be obliged | door iets genoodzaakt worden; noodzaken; nopen |
Related Words for "noodzaken":
Wiktionary Translations for noodzaken:
noodzaken form of noodzaak:
-
de noodzaak (elementaire zaak)
Translation Matrix for noodzaak:
Noun | Related Translations | Other Translations |
elementary matter | elementaire zaak; noodzaak | |
emergency | elementaire zaak; noodzaak | noodgeval; spoedgeval |
essential | elementaire zaak; noodzaak | |
necessity | elementaire zaak; noodzaak | behoeftigheid; levensbehoefte; levensbenodigdheid; nood; noodwendigheid |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
essential | benodigd; broodnodig; cruciaal; door de behoefte vereist; elementair; essentieel; fundamenteel; gewenst; gewild; hard nodig; hoognodig; nodig; noodzakelijk; onmisbaar; onontbeerlijk; vereist; verlangd; wenselijk; wezenlijk |
Related Words for "noodzaak":
Wiktionary Translations for noodzaak:
noodzaak
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• noodzaak | → necessity; need | ↔ Notwendigkeit — eine unvermeidliche Handlung oder Unterlassung, Entscheidung beziehungsweise Gegenstand |
• noodzaak | → necessity; need; requisite | ↔ nécessité — caractère de ce qui est absolument obligatoire, indispensable, de ce dont on ne peut se passer. |