Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. nuk:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for nukken from Dutch to English

nukken:


Related Words for "nukken":


nuk:

nuk [de ~] noun

  1. de nuk (luim; kuur; gril; bui)
    the quirk; the caprice; the whim; the mood; the spur of the moment; the fancy

Translation Matrix for nuk:

NounRelated TranslationsOther Translations
caprice bui; gril; kuur; luim; nuk aanval; bevlieging; impuls; luim; opwelling; prikkel; vlaag
fancy bui; gril; kuur; luim; nuk keuze; smaak; voorkeur; voorliefde
mood bui; gril; kuur; luim; nuk bui; geestesgesteldheid; geestestoestand; gemoedsgesteldheid; gemoedsstemming; gemoedstoestand; humeur; psychische toestand; stemming
quirk bui; gril; kuur; luim; nuk aanwensel; rarigheid; tic; zenuwtrek; zenuwtrekking
spur of the moment bui; gril; kuur; luim; nuk aanval; bevlieging; opwelling; vlaag
whim bui; gril; kuur; luim; nuk aanval; bevlieging; impuls; luim; opwelling; prikkel; vlaag
VerbRelated TranslationsOther Translations
fancy aanstaan; believen; goeddunken; houden van; lekker vinden; lusten; visualiseren

Related Words for "nuk":

  • nukken

Wiktionary Translations for nuk:

nuk
noun
  1. idiosyncrasy
  2. An impulsive or illogical desire; a caprice