Summary
Dutch
Detailed Translations for omleid from Dutch to English
omleiden:
-
omleiden
-
omleiden
Conjugations for omleiden:
o.t.t.
- leid om
- leidt om
- leidt om
- leiden om
- leiden om
- leiden om
o.v.t.
- leidde om
- leidde om
- leidde om
- leidden om
- leidden om
- leidden om
v.t.t.
- heb omgeleid
- hebt omgeleid
- heeft omgeleid
- hebben omgeleid
- hebben omgeleid
- hebben omgeleid
v.v.t.
- had omgeleid
- had omgeleid
- had omgeleid
- hadden omgeleid
- hadden omgeleid
- hadden omgeleid
o.t.t.t.
- zal omleiden
- zult omleiden
- zal omleiden
- zullen omleiden
- zullen omleiden
- zullen omleiden
o.v.t.t.
- zou omleiden
- zou omleiden
- zou omleiden
- zouden omleiden
- zouden omleiden
- zouden omleiden
en verder
- ben omgeleid
- bent omgeleid
- is omgeleid
- zijn omgeleid
- zijn omgeleid
- zijn omgeleid
diversen
- leid om!
- leidt om!
- omgeleid
- omleidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for omleiden:
Verb | Related Translations | Other Translations |
divert | omleiden | afkeren; afwenden; bezig houden; concluderen; iemand amuseren; iets afleiden uit; omleggen; verlustigen; vermaken |
redirect | omleiden | doorsturen; doorzenden |
External Machine Translations: