Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. omsmelten:


Dutch

Detailed Translations for omsmelten from Dutch to English

omsmelten:

omsmelten verb (smelt om, smolt om, smolten om, omgesmolten)

  1. omsmelten
    to fuse; to fuze
    • fuse verb, British (fuses, fused, fusing)
    • fuze verb, American

Conjugations for omsmelten:

o.t.t.
  1. smelt om
  2. smelt om
  3. smelt om
  4. smelten om
  5. smelten om
  6. smelten om
o.v.t.
  1. smolt om
  2. smolt om
  3. smolt om
  4. smolten om
  5. smolten om
  6. smolten om
v.t.t.
  1. heb omgesmolten
  2. hebt omgesmolten
  3. heeft omgesmolten
  4. hebben omgesmolten
  5. hebben omgesmolten
  6. hebben omgesmolten
v.v.t.
  1. had omgesmolten
  2. had omgesmolten
  3. had omgesmolten
  4. hadden omgesmolten
  5. hadden omgesmolten
  6. hadden omgesmolten
o.t.t.t.
  1. zal omsmelten
  2. zult omsmelten
  3. zal omsmelten
  4. zullen omsmelten
  5. zullen omsmelten
  6. zullen omsmelten
o.v.t.t.
  1. zou omsmelten
  2. zou omsmelten
  3. zou omsmelten
  4. zouden omsmelten
  5. zouden omsmelten
  6. zouden omsmelten
en verder
  1. is omgesmolten
  2. zijn omgesmolten
diversen
  1. smelt om!
  2. smeltt om!
  3. omgesmolten
  4. omsmeltend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for omsmelten:

NounRelated TranslationsOther Translations
fuse lont; ontbranden; ontsteking; ontvlammen; stop; zekering
fuze lont; ontbranden; ontsteking; ontvlammen; stop; zekering
VerbRelated TranslationsOther Translations
fuse omsmelten door hitte vloeibaar worden; een fusie aangaan; fuseren; ineensmelten; samengaan; samensmelten; samenvloeien; smelten; versmelten
fuze omsmelten door hitte vloeibaar worden; een fusie aangaan; fuseren; ineensmelten; samengaan; samensmelten; samenvloeien; smelten; versmelten