Summary


Dutch

Detailed Translations for onrustigheid from Dutch to English

onrustigheid:

onrustigheid [znw.] noun

  1. onrustigheid
    the jittery; the nervousness; the highly strung

Translation Matrix for onrustigheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
highly strung onrustigheid
jittery onrustigheid
nervousness onrustigheid nervositeit; zenuwachtigheid
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
jittery beverig; schichtig; schrikachtig; vreesachtig

Related Words for "onrustigheid":


onrustigheid form of onrustig:


Translation Matrix for onrustig:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
fidgety onrustig; roerig; woelig ongedurig
nervous nerveus; onrustig gehaast; gejaagd; gestressed; haastig; jachtig; nerveus; schichtig; schrikachtig; vreesachtig; zenuwachtig
restless onrustig; roerig; woelig aldoor; almaar; continue; de hele tijd; gedurig; ongedurig; ononderbroken; onophoudelijk; rusteloos; steeds; telkens; voortdurend
tumultuous bewogen; onrustig; roerig; turbulent; veelbewogen; woelig ovationeel
turbulent bewogen; onrustig; roerig; turbulent; veelbewogen; woelig
uptight nerveus; onrustig gespannen; gestressd; opgejaagd

Related Words for "onrustig":

  • onrustigheid, onrustiger, onrustigere, onrustigst, onrustigste, onrustige

Wiktionary Translations for onrustig:


Cross Translation:
FromToVia
onrustig worried; anxious; agitated; troubled; restless; uneasy; unquiet; unsettled; rough; turbulent inquiet — Qui est dans quelques troubles, dans quelques agitations d’esprit, soit par craintes, soit par irrésolutions et incertitudes.