Home ->Dictionaries ->Dutch/English ->Translate ontgeld

Translate ontgeld from Dutch to English

Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. ontgelden:

Dutch

Detailed Translations for ontgeld from Dutch to English

ontgelden:

ontgelden verb (ontgeld, ontgeldt, ontgold, ontgolden, ontgolden)

  1. ontgelden
    to suffer; have to pay for

Conjugations for ontgelden:

o.t.t.
  1. ontgeld
  2. ontgeldt
  3. ontgeldt
  4. ontgelden
  5. ontgelden
  6. ontgelden
o.v.t.
  1. ontgold
  2. ontgold
  3. ontgold
  4. ontgolden
  5. ontgolden
  6. ontgolden
v.t.t.
  1. heb ontgolden
  2. hebt ontgolden
  3. heeft ontgolden
  4. hebben ontgolden
  5. hebben ontgolden
  6. hebben ontgolden
v.v.t.
  1. had ontgolden
  2. had ontgolden
  3. had ontgolden
  4. hadden ontgolden
  5. hadden ontgolden
  6. hadden ontgolden
o.t.t.t.
  1. zal ontgelden
  2. zult ontgelden
  3. zal ontgelden
  4. zullen ontgelden
  5. zullen ontgelden
  6. zullen ontgelden
o.v.t.t.
  1. zou ontgelden
  2. zou ontgelden
  3. zou ontgelden
  4. zouden ontgelden
  5. zouden ontgelden
  6. zouden ontgelden
diversen
  1. ontgeld!
  2. ontgeldt!
  5. ontgolden
  6. ontgeldend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ontgelden:

VerbRelated TranslationsOther Translations
have to pay for ontgelden
suffer ontgelden boeten; lijden; onder water gaan; ondergaan; zinken
ModifierRelated TranslationsOther Translations
suffer leien







Your free, fast, and simple translation dictionary

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Page served in 0.0553 seconds
Page rendered in 1.0 seconds