Dutch
Detailed Translations for ontregeld from Dutch to English
ontregelen:
-
ontregelen (overhoophalen)
Conjugations for ontregelen:
o.t.t.
- ontregel
- ontregelt
- ontregelt
- ontregelen
- ontregelen
- ontregelen
o.v.t.
- ontregelde
- ontregelde
- ontregelde
- ontregelden
- ontregelden
- ontregelden
v.t.t.
- ben ontregeld
- bent ontregeld
- is ontregeld
- zijn ontregeld
- zijn ontregeld
- zijn ontregeld
v.v.t.
- was ontregeld
- was ontregeld
- was ontregeld
- waren ontregeld
- waren ontregeld
- waren ontregeld
o.t.t.t.
- zal ontregelen
- zult ontregelen
- zal ontregelen
- zullen ontregelen
- zullen ontregelen
- zullen ontregelen
o.v.t.t.
- zou ontregelen
- zou ontregelen
- zou ontregelen
- zouden ontregelen
- zouden ontregelen
- zouden ontregelen
en verder
- heb ontregeld
- hebt ontregeld
- heeft ontregeld
- hebben ontregeld
- hebben ontregeld
- hebben ontregeld
diversen
- ontregel!
- ontregelt!
- ontregeld
- ontregelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for ontregelen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
disorder | chaos; heksenketel; keet; kwaal; opstootje; ordeverstoring; puinhoop; regelloosheid; rel; slepende ziekte; slordigheid; stoornis; verstoring; verwardheid; verwarring; wanorde; wanordelijkheid; zooitje; zootje | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
disorder | ontregelen; overhoophalen | |
disorganise | ontregelen; overhoophalen | |
disorganize | ontregelen; overhoophalen |
Wiktionary Translations for ontregelen:
ontregelen
verb
-
de regelmaat verstoren
- ontregelen → disorder