Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. opgevoerd worden:


Dutch

Detailed Translations for opgevoerd worden from Dutch to English

opgevoerd worden:

opgevoerd worden verb (word opgevoerd, wordt opgevoerd, werd opgevoerd, werden opgevoerd, opgevoerd geworden)

  1. opgevoerd worden
    to perform; to present; to put on stage
    • perform verb (performs, performed, performing)
    • present verb (presents, presented, presenting)
    • put on stage verb (puts on stage, put on stage, putting on stage)

Conjugations for opgevoerd worden:

o.t.t.
  1. word opgevoerd
  2. wordt opgevoerd
  3. wordt opgevoerd
  4. worden opgevoerd
  5. worden opgevoerd
  6. worden opgevoerd
o.v.t.
  1. werd opgevoerd
  2. werd opgevoerd
  3. werd opgevoerd
  4. werden opgevoerd
  5. werden opgevoerd
  6. werden opgevoerd
v.t.t.
  1. ben opgevoerd geworden
  2. bent opgevoerd geworden
  3. is opgevoerd geworden
  4. zijn opgevoerd geworden
  5. zijn opgevoerd geworden
  6. zijn opgevoerd geworden
v.v.t.
  1. was opgevoerd geworden
  2. was opgevoerd geworden
  3. was opgevoerd geworden
  4. waren opgevoerd geworden
  5. waren opgevoerd geworden
  6. waren opgevoerd geworden
o.t.t.t.
  1. zal opgevoerd worden
  2. zult opgevoerd worden
  3. zal opgevoerd worden
  4. zullen opgevoerd worden
  5. zullen opgevoerd worden
  6. zullen opgevoerd worden
o.v.t.t.
  1. zou opgevoerd worden
  2. zou opgevoerd worden
  3. zou opgevoerd worden
  4. zouden opgevoerd worden
  5. zouden opgevoerd worden
  6. zouden opgevoerd worden
diversen
  1. word opgevoerd!
  2. wordt opgevoerd!
  3. opgevoerd geworden
  4. opgevoerd wordend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opgevoerd worden:

NounRelated TranslationsOther Translations
perform ageren; handelen
present aardigheid; aardigheidje; cadeau; geschenk; kado; o.t.t.; onvoltooid tegenwoordige tijd; present; presentje
VerbRelated TranslationsOther Translations
perform opgevoerd worden acteren; doen alsof; een prestatie leveren; optreden; performen; presteren; spelen; toneelspelen; volvoeren; zich aanstellen
present opgevoerd worden aanbevelen; aanbieden; aanraden; bedelen; begiftigen; beschenken; exposeren; iemand recommanderen; indienen; laten zien; naar voren brengen; nomineren; opperen; poneren; presenteren; tentoonstellen; tonen; vertonen; voor ogen brengen; voordragen
put on stage opgevoerd worden
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
present aanwezig; eigentijds; hedendaags; huidig; modern; momenteel; present!; tegenwoordig; tijdseigen; van nu; van vandaag

Related Translations for opgevoerd worden