Dutch
Detailed Translations for overhalen from Dutch to English
overhalen:
-
overhalen (overreden; overtuigen; ompraten)
Conjugations for overhalen:
o.t.t.
- haal over
- haalt over
- haalt over
- halen over
- halen over
- halen over
o.v.t.
- haalde over
- haalde over
- haalde over
- haalden over
- haalden over
- haalden over
v.t.t.
- heb over gehaald
- hebt over gehaald
- heeft over gehaald
- hebben over gehaald
- hebben over gehaald
- hebben over gehaald
v.v.t.
- had over gehaald
- had over gehaald
- had over gehaald
- hadden over gehaald
- hadden over gehaald
- hadden over gehaald
o.t.t.t.
- zal overhalen
- zult overhalen
- zal overhalen
- zullen overhalen
- zullen overhalen
- zullen overhalen
o.v.t.t.
- zou overhalen
- zou overhalen
- zou overhalen
- zouden overhalen
- zouden overhalen
- zouden overhalen
en verder
- ben overgehaald
- bent overgehaald
- is overgehaald
- zijn overgehaald
- zijn overgehaald
- zijn overgehaald
diversen
- haal over!
- haalt over!
- over gehaald
- overhalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for overhalen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
bring around | ompraten; overhalen; overreden; overtuigen | aanleveren; afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; leveren; overhandigen; rondbrengen; thuisbezorgen; toeleveren; tot bewustzijn brengen |
convince | ompraten; overhalen; overreden; overtuigen | |
get around | ompraten; overhalen; overreden; overtuigen | |
persuade | ompraten; overhalen; overreden; overtuigen |
Wiktionary Translations for overhalen:
overhalen
Cross Translation:
verb
overhalen
-
iemand zo ver proberen te krijgen ergens in mee te gaan
- overhalen → persuade
verb
-
to cause; persuade; force
-
persuade gradually
-
convince
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• overhalen | → determine; fix; set; cause; give rise to; result in; decide; persuade; move; induce; inflict; wreak; settle; talk round; bring round; pose; provoke | ↔ déterminer — fixer les limites de, délimiter précisément. |
• overhalen | → breathe; inhale; inspire; suggest; advance; hint; propound; persuade; convince; dissuade; induce; infuse; prompt | ↔ inspirer — faire pénétrer artificiellement de l’air dans les poumons. |