Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. overrompeld:
  2. overrompelen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for overrompeld from Dutch to English

overrompeld:


overrompeld form of overrompelen:

overrompelen verb (overrompel, overrompelt, overrompelde, overrompelden, overrompeld)

  1. overrompelen (overvallen)
    take off guard; to rob; to surprise; to hold up

Conjugations for overrompelen:

o.t.t.
  1. overrompel
  2. overrompelt
  3. overrompelt
  4. overrompelen
  5. overrompelen
  6. overrompelen
o.v.t.
  1. overrompelde
  2. overrompelde
  3. overrompelde
  4. overrompelden
  5. overrompelden
  6. overrompelden
v.t.t.
  1. heb overrompeld
  2. hebt overrompeld
  3. heeft overrompeld
  4. hebben overrompeld
  5. hebben overrompeld
  6. hebben overrompeld
v.v.t.
  1. had overrompeld
  2. had overrompeld
  3. had overrompeld
  4. hadden overrompeld
  5. hadden overrompeld
  6. hadden overrompeld
o.t.t.t.
  1. zal overrompelen
  2. zult overrompelen
  3. zal overrompelen
  4. zullen overrompelen
  5. zullen overrompelen
  6. zullen overrompelen
o.v.t.t.
  1. zou overrompelen
  2. zou overrompelen
  3. zou overrompelen
  4. zouden overrompelen
  5. zouden overrompelen
  6. zouden overrompelen
en verder
  1. ben overrompeld
  2. bent overrompeld
  3. is overrompeld
  4. zijn overrompeld
  5. zijn overrompeld
  6. zijn overrompeld
diversen
  1. overrompel!
  2. overrompelt!
  3. overrompeld
  4. overrompelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for overrompelen:

NounRelated TranslationsOther Translations
hold up overval
surprise bevreemding; overrompeling; surprise; verrassing; verwondering
VerbRelated TranslationsOther Translations
hold up overrompelen; overvallen afblazen; afgelasten; afzeggen; hooghouden; in de hoogte houden; omhooghouden; ophouden
rob overrompelen; overvallen achteroverdrukken; afnemen; benemen; beroven; bestelen; binnen breken; een inbraak doen; gappen; inbreken; inpikken; jatten; kapen; ladelichten; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
surprise overrompelen; overvallen bevreemden; iets onverwachts doen; verbazen; verbijsteren; verrassen; verwonderen
take off guard overrompelen; overvallen

Wiktionary Translations for overrompelen:

overrompelen
verb
  1. to infest, swarm over

Cross Translation:
FromToVia
overrompelen trample on; tread; trample; tread on piétiner — Traductions à trier suivant le sens
overrompelen catch somebody off their guard; off guard prendre au dépourvusurprendre, au sujet d’une personne.