Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. pijpen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for pijpt from Dutch to English

pijpen:

pijpen verb (pijp, pijpt, pijpte, pijpten, gepijpt)

  1. pijpen (fluiten; blazen)
    to whistle; to blow; to hum
    • whistle verb (whistles, whistled, whistling)
    • blow verb (blows, blew, blowing)
    • hum verb (hums, hummed, humming)
  2. pijpen (fellatio doen; afzuigen; zuigen)
    give a blow-job; to suck; to blow
    – provide sexual gratification through oral stimulation 1

Conjugations for pijpen:

o.t.t.
  1. pijp
  2. pijpt
  3. pijpt
  4. pijpen
  5. pijpen
  6. pijpen
o.v.t.
  1. pijpte
  2. pijpte
  3. pijpte
  4. pijpten
  5. pijpten
  6. pijpten
v.t.t.
  1. heb gepijpt
  2. hebt gepijpt
  3. heeft gepijpt
  4. hebben gepijpt
  5. hebben gepijpt
  6. hebben gepijpt
v.v.t.
  1. had gepijpt
  2. had gepijpt
  3. had gepijpt
  4. hadden gepijpt
  5. hadden gepijpt
  6. hadden gepijpt
o.t.t.t.
  1. zal pijpen
  2. zult pijpen
  3. zal pijpen
  4. zullen pijpen
  5. zullen pijpen
  6. zullen pijpen
o.v.t.t.
  1. zou pijpen
  2. zou pijpen
  3. zou pijpen
  4. zouden pijpen
  5. zouden pijpen
  6. zouden pijpen
en verder
  1. is gepijpt
  2. zijn gepijpt
diversen
  1. pijp!
  2. pijpt!
  3. gepijpt
  4. pijpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for pijpen:

NounRelated TranslationsOther Translations
blow bluts; deuk; dreun; duw; duwtje; fiasco; flop; handslag; harde slag; hengst; instulping; jens; klap; klop; knal; lel; mep; misrekening; misslag; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; por; slag; sof; stoot; stootje; tegenvaller; teleurstelling; terugslag; tik; toegebrachte klap; zet
hum gebrom; gedruis; gemurmel; geroezemoes; gezoem; rumoer; tumult
whistle fluit
VerbRelated TranslationsOther Translations
blow afzuigen; blazen; fellatio doen; fluiten; pijpen; zuigen 'm piepen; 'm smeren; aanblazen; aanwakkeren; blazen; doen opvlammen; fladderen; hard waaien; hijgen; iets vergallen; puffen; stuiven; verknoeien; waaien; wapperen
give a blow-job afzuigen; fellatio doen; pijpen; zuigen
hum blazen; fluiten; pijpen brommen; gonzen; neuriën; zoemen
suck afzuigen; fellatio doen; pijpen; zuigen afzuigen; lurken; opzuigen; sabbelen; slurpen; wegzuigen; zuigen
whistle blazen; fluiten; pijpen

Related Words for "pijpen":


Wiktionary Translations for pijpen:

pijpen
noun
  1. oral sex
  2. oral stimulation of penis
verb
  1. oral sex
  2. to suck off
  3. to fellate
  4. to give a blowjob

Cross Translation:
FromToVia
pijpen blow; suck off blasen — auf einem Blasinstrument spielen
pijpen give a blowjob tailler une pipe — (familier, fr) sexua|fr Effectuer une fellation.