Dutch
Detailed Translations for reduceren from Dutch to English
reduceren:
-
reduceren (afprijzen; verminderen; verlagen)
-
reduceren (verminderen; afnemen; beperken; verlagen; inperken; verkorten; minder worden; krimpen; inkrimpen; slinken; minderen)
to decrease; to diminish; to reduce; to curtail; to lessen; to scale down; to dwindle; shrink away; to mark down-
shrink away verb
Conjugations for reduceren:
o.t.t.
- reduceer
- reduceert
- reduceert
- reduceren
- reduceren
- reduceren
o.v.t.
- reduceerde
- reduceerde
- reduceerde
- reduceerden
- reduceerden
- reduceerden
v.t.t.
- heb gereduceerd
- hebt gereduceerd
- heeft gereduceerd
- hebben gereduceerd
- hebben gereduceerd
- hebben gereduceerd
v.v.t.
- had gereduceerd
- had gereduceerd
- had gereduceerd
- hadden gereduceerd
- hadden gereduceerd
- hadden gereduceerd
o.t.t.t.
- zal reduceren
- zult reduceren
- zal reduceren
- zullen reduceren
- zullen reduceren
- zullen reduceren
o.v.t.t.
- zou reduceren
- zou reduceren
- zou reduceren
- zouden reduceren
- zouden reduceren
- zouden reduceren
en verder
- is gereduceerd
- zijn gereduceerd
diversen
- reduceer!
- reduceert!
- gereduceerd
- reducerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
reduceren (inkrimping; kleiner maken)
Translation Matrix for reduceren:
Synonyms for "reduceren":
Antonyms for "reduceren":
Related Definitions for "reduceren":
Wiktionary Translations for reduceren:
reduceren
Cross Translation:
verb
reduceren
verb
-
to bring down or reduce to a lower state
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• reduceren | → couch; demean; deprave; discredit; downsize; destroy; ruin; wreck; decrease; lessen; diminish; shrink; abridge; cry down; cut up; demolish; pull to pieces; run down; write down; draw; streak; mortify | ↔ abaisser — Mettre en position plus basse, faire descendre, diminuer la hauteur. |
• reduceren | → reduce; downsize; lower | ↔ réduire — restreindre, diminuer, ou faire diminuer. |