Summary
Dutch
Detailed Translations for rijt from Dutch to English
rijten:
-
rijten (openscheuren; losscheuren; openrijten)
Conjugations for rijten:
o.t.t.
- rijt
- rijt
- rijt
- rijten
- rijten
- rijten
o.v.t.
- reet
- reet
- reet
- reten
- reten
- reten
v.t.t.
- heb gereten
- hebt gereten
- heeft gereten
- hebben gereten
- hebben gereten
- hebben gereten
v.v.t.
- had gereten
- had gereten
- had gereten
- hadden gereten
- hadden gereten
- hadden gereten
o.t.t.t.
- zal rijten
- zult rijten
- zal rijten
- zullen rijten
- zullen rijten
- zullen rijten
o.v.t.t.
- zou rijten
- zou rijten
- zou rijten
- zouden rijten
- zouden rijten
- zouden rijten
en verder
- is gereten
- zijn gereten
diversen
- rijt!
- rijt!
- gereten
- rijtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for rijten:
Noun | Related Translations | Other Translations |
tear | scheur; torn; traan; winkelhaak in kleding | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
rip open | losscheuren; openrijten; openscheuren; rijten | |
tear | losscheuren; openrijten; openscheuren; rijten | accentueren; benadrukken; huilen; inscheuren; kapot scheuren; scheuren; tranen; tranen afscheiden; verscheuren |
tear open | losscheuren; openrijten; openscheuren; rijten | kraken; losbreken; openbreken; openrukken; opensperren |