Dutch
Detailed Translations for rondspringen from Dutch to English
rondspringen:
-
rondspringen
Conjugations for rondspringen:
o.t.t.
- spring rond
- springt rond
- springt rond
- springen rond
- springen rond
- springen rond
o.v.t.
- sprong rond
- sprong rond
- sprong rond
- sprongen rond
- sprongen rond
- sprongen rond
v.t.t.
- heb rondgesprongen
- hebt rondgesprongen
- heeft rondgesprongen
- hebben rondgesprongen
- hebben rondgesprongen
- hebben rondgesprongen
v.v.t.
- had rondgesprongen
- had rondgesprongen
- had rondgesprongen
- hadden rondgesprongen
- hadden rondgesprongen
- hadden rondgesprongen
o.t.t.t.
- zal rondspringen
- zult rondspringen
- zal rondspringen
- zullen rondspringen
- zullen rondspringen
- zullen rondspringen
o.v.t.t.
- zou rondspringen
- zou rondspringen
- zou rondspringen
- zouden rondspringen
- zouden rondspringen
- zouden rondspringen
diversen
- spring rond!
- springt rond!
- rondgesprongen
- rondspringend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for rondspringen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
jump about | rondspringen | |
jump around | rondspringen |
External Machine Translations: