Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. rondzien:


Dutch

Detailed Translations for rondzien from Dutch to English

rondzien:

rondzien verb (zie rond, ziet rond, zag rond, zagen rond, rondgezien)

  1. rondzien
    to look around; to orientate
    • look around verb (looks around, looked around, looking around)
    • orientate verb (orientates, orientated, orientating)

Conjugations for rondzien:

o.t.t.
  1. zie rond
  2. ziet rond
  3. ziet rond
  4. zien rond
  5. zien rond
  6. zien rond
o.v.t.
  1. zag rond
  2. zag rond
  3. zag rond
  4. zagen rond
  5. zagen rond
  6. zagen rond
v.t.t.
  1. heb rondgezien
  2. hebt rondgezien
  3. heeft rondgezien
  4. hebben rondgezien
  5. hebben rondgezien
  6. hebben rondgezien
v.v.t.
  1. had rondgezien
  2. had rondgezien
  3. had rondgezien
  4. hadden rondgezien
  5. hadden rondgezien
  6. hadden rondgezien
o.t.t.t.
  1. zal rondzien
  2. zult rondzien
  3. zal rondzien
  4. zullen rondzien
  5. zullen rondzien
  6. zullen rondzien
o.v.t.t.
  1. zou rondzien
  2. zou rondzien
  3. zou rondzien
  4. zouden rondzien
  5. zouden rondzien
  6. zouden rondzien
diversen
  1. zie rond!
  2. ziet rond!
  3. rondgezien
  4. rondziend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for rondzien:

VerbRelated TranslationsOther Translations
look around rondzien zich oriënteren
orientate rondzien oriënteren; zich oriënteren