Summary
Dutch to English: more detail...
- samenklonteren:
-
Wiktionary:
- samenklonteren → agglomeration, agglomerate
Dutch
Detailed Translations for samenklonteren from Dutch to English
samenklonteren:
samenklonteren verb (klonter samen, klontert samen, klonterde samen, klonterden samen, samengeklonterd)
-
samenklonteren
Conjugations for samenklonteren:
o.t.t.
- klonter samen
- klontert samen
- klontert samen
- klonteren samen
- klonteren samen
- klonteren samen
o.v.t.
- klonterde samen
- klonterde samen
- klonterde samen
- klonterden samen
- klonterden samen
- klonterden samen
v.t.t.
- ben samengeklonterd
- bent samengeklonterd
- is samengeklonterd
- zijn samengeklonterd
- zijn samengeklonterd
- zijn samengeklonterd
v.v.t.
- was samengeklonterd
- was samengeklonterd
- was samengeklonterd
- waren samengeklonterd
- waren samengeklonterd
- waren samengeklonterd
o.t.t.t.
- zal samenklonteren
- zult samenklonteren
- zal samenklonteren
- zullen samenklonteren
- zullen samenklonteren
- zullen samenklonteren
o.v.t.t.
- zou samenklonteren
- zou samenklonteren
- zou samenklonteren
- zouden samenklonteren
- zouden samenklonteren
- zouden samenklonteren
diversen
- klonter samen!
- klontert samen!
- samengeklonterd
- samenklonterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for samenklonteren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
cake together | samenklonteren | |
clot together | samenklonteren |
Wiktionary Translations for samenklonteren:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• samenklonteren | → agglomeration; agglomerate | ↔ agglomération — action d’agglomérer ou résultat de cette action. |