Dutch
Detailed Translations for slagend from Dutch to English
slagend form of slagen:
-
slagen (succes hebben)
Conjugations for slagen:
o.t.t.
- slaag
- slaagt
- slaagt
- slagen
- slagen
- slagen
o.v.t.
- slaagde
- slaagde
- slaagde
- slaagden
- slaagden
- slaagden
v.t.t.
- ben geslaagd
- bent geslaagd
- is geslaagd
- zijn geslaagd
- zijn geslaagd
- zijn geslaagd
v.v.t.
- was geslaagd
- was geslaagd
- was geslaagd
- waren geslaagd
- waren geslaagd
- waren geslaagd
o.t.t.t.
- zal slagen
- zult slagen
- zal slagen
- zullen slagen
- zullen slagen
- zullen slagen
o.v.t.t.
- zou slagen
- zou slagen
- zou slagen
- zouden slagen
- zouden slagen
- zouden slagen
diversen
- slaag!
- slaagt!
- geslaagd
- slagend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for slagen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
succeeding | gelukken; lukken; slagen | |
success | gelukken; lukken; slagen | succes; voorspoedigheid; welslagen; welstand; welvaart |
working | gelukken; lukken; slagen | arbeid; functioneren; job; karwei; werken; werking |
Verb | Related Translations | Other Translations |
be successful | slagen; succes hebben | |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
succeeding | navolgend; onderstaande; opvolgend; volgende | |
working | actief; arbeidend; arbeidzaam; bedrijvig; bezig; druk; werkend; werkzaam |
Related Words for "slagen":
Antonyms for "slagen":
Related Definitions for "slagen":
Wiktionary Translations for slagen:
slagen
slagen
Cross Translation:
verb
-
accomplish something completely and successfully
-
go through any inspection or test successfully
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• slagen | → succeed | ↔ gelingen — etwas erfolgreich zu Ende bringen |
• slagen | → complete; accomplish; manage; make | ↔ schaffen — etwas zu Ende bringen, bestehen, eine Aufgabe bewältigen |
• slagen | → butt | ↔ abouter — joindre (deux choses) bout à bout. |
• slagen | → reach; manage; catch; hit; run across; strike; attain; encounter; find; score; run up against; succeed; accomplish; get; achieve; arrive at | ↔ parvenir — Arriver à un point donné à la suite d’un déplacement. (Sens général) |
• slagen | → succeed; manage; pass | ↔ réussir — Avoir une bonne ou une mauvaise issue. |