Dutch
Detailed Translations for slungelen from Dutch to English
slungelen:
-
slungelen
Conjugations for slungelen:
o.t.t.
- slungel
- slungelt
- slungelt
- slungelen
- slungelen
- slungelen
o.v.t.
- slungelde
- slungelde
- slungelde
- slungelden
- slungelden
- slungelden
v.t.t.
- heb geslungeld
- hebt geslungeld
- heeft geslungeld
- hebben geslungeld
- hebben geslungeld
- hebben geslungeld
v.v.t.
- had geslungeld
- had geslungeld
- had geslungeld
- hadden geslungeld
- hadden geslungeld
- hadden geslungeld
o.t.t.t.
- zal slungelen
- zult slungelen
- zal slungelen
- zullen slungelen
- zullen slungelen
- zullen slungelen
o.v.t.t.
- zou slungelen
- zou slungelen
- zou slungelen
- zouden slungelen
- zouden slungelen
- zouden slungelen
en verder
- ben geslungeld
- bent geslungeld
- is geslungeld
- zijn geslungeld
- zijn geslungeld
- zijn geslungeld
diversen
- slungel!
- slungelt!
- geslungeld
- slungelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for slungelen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
lounge about | slungelen | lanterfanten; luieren; lummelen; nietsdoen; niksen; rondhangen; rondlopen; rondslenteren; rondwandelen |
mooch about | slungelen |
Related Words for "slungelen":
slungel:
Translation Matrix for slungel:
Noun | Related Translations | Other Translations |
dolt | schlemiel; slemiel; slungel; sukkel; watje | dom gansje; dom wicht; domme gans; domme koe; hufter; klooi; klootzak; kuiken; leeghoofdje; lomperik; onnozelaar; onnozele; onnozole hals; schaap; schaapskop; sufferdje; uil |
drip | schlemiel; slemiel; slungel; sukkel; watje | debiel; drop; druppel; flapdrol; gek; idioot; imbeciel; infusum; infuus; mafkees; mafketel; mafkikker; sofvent; waanzinnige; zot |
schlemiel | schlemiel; slemiel; slungel; sukkel; watje | |
wet | schlemiel; slemiel; slungel; sukkel; watje | chagrijn; spelbreker |
Verb | Related Translations | Other Translations |
drip | afdruipen; afdruppelen; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; sijpelen; uitdruipen; uitdruppelen; uitlekken | |
wet | afbetten; begieten; besproeien; bespuiten; betten; bevochtigen; deppen; nat maken; sproeien; water geven | |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
wet | humide; met neerslag; nat; regenachtig; vochtig |
Related Words for "slungel":
Wiktionary Translations for slungel:
slungel
adjective
-
tall, slim
- lanky → slungel; dun; graatmager