Dutch
Detailed Translations for spijkerend from Dutch to English
spijkeren:
-
spijkeren (vastnagelen; klinken; timmeren; vastspijkeren; vastslaan)
Conjugations for spijkeren:
o.t.t.
- spijker
- spijkert
- spijkert
- spijkeren
- spijkeren
- spijkeren
o.v.t.
- spijkerde
- spijkerde
- spijkerde
- spijkerden
- spijkerden
- spijkerden
v.t.t.
- heb gepsijkerd
- hebt gepsijkerd
- heeft gepsijkerd
- hebben gepsijkerd
- hebben gepsijkerd
- hebben gepsijkerd
v.v.t.
- had gepsijkerd
- had gepsijkerd
- had gepsijkerd
- hadden gepsijkerd
- hadden gepsijkerd
- hadden gepsijkerd
o.t.t.t.
- zal spijkeren
- zult spijkeren
- zal spijkeren
- zullen spijkeren
- zullen spijkeren
- zullen spijkeren
o.v.t.t.
- zou spijkeren
- zou spijkeren
- zou spijkeren
- zouden spijkeren
- zouden spijkeren
- zouden spijkeren
en verder
- ben gepsijkerd
- bent gepsijkerd
- is gepsijkerd
- zijn gepsijkerd
- zijn gepsijkerd
- zijn gepsijkerd
diversen
- spijker!
- spijkert!
- gepsijkerd
- spijkerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for spijkeren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
hammer | hamer; hamerwerpen; kogelslingeren; slaghamer | |
nail | klinknagel; nagel; spijker | |
spike | hoogste punt; piek; top | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
drive in nails | klinken; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren | |
hammer | klinken; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren | bonken; een klap geven; hameren; hard slaan; hengsten; kloppen met een hamer; meppen; rammen; slaan; timmeren |
nail | klinken; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren | |
nail down | klinken; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren | |
spike | klinken; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren | aan de spies rijgen; hameren; kloppen met een hamer; spietsen |
Related Words for "spijkeren":
External Machine Translations: