Dutch
Detailed Translations for spoeden from Dutch to English
spoeden:
-
spoeden (snellen)
-
spoeden (jakkeren; reppen; jachten)
-
spoeden (zich haasten; opschieten; jagen; snellen; zich spoeden; vliegen; jachten; reppen; jakkeren; ijlen)
-
spoeden (tot spoed aanzetten; haasten; jachten)
-
spoeden (zich spoeden; haasten; jagen; aanpoten; overhaasten; voortmaken; haast maken; ijlen)
Conjugations for spoeden:
o.t.t.
- spoed
- spoedt
- spoedt
- spoeden
- spoeden
- spoeden
o.v.t.
- spoedde
- spoedde
- spoedde
- spoedden
- spoedden
- spoedden
v.t.t.
- heb gespoed
- hebt gespoed
- heeft gespoed
- hebben gespoed
- hebben gespoed
- hebben gespoed
v.v.t.
- had gespoed
- had gespoed
- had gespoed
- hadden gespoed
- hadden gespoed
- hadden gespoed
o.t.t.t.
- zal spoeden
- zult spoeden
- zal spoeden
- zullen spoeden
- zullen spoeden
- zullen spoeden
o.v.t.t.
- zou spoeden
- zou spoeden
- zou spoeden
- zouden spoeden
- zouden spoeden
- zouden spoeden
en verder
- ben gespoed
- bent gespoed
- is gespoed
- zijn gespoed
- zijn gespoed
- zijn gespoed
diversen
- spoed!
- spoedt!
- gespoed
- spoedend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for spoeden:
Related Words for "spoeden":
spoed:
-
de spoed (snelheid; vaart; tempo; gang)
-
de spoed (haastigheid; haast; ijl; overijling; gehaastheid)
Translation Matrix for spoed:
Related Words for "spoed":
Wiktionary Translations for spoed:
spoed
Cross Translation:
noun
-
speed, haste or urgency
- expedience → haast; spoed
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• spoed | → haste; speed; promptness; promptitude; quickness; swiftness; rapidity | ↔ hâte — Extrême promptitude, vivacité, rapidité avec laquelle on fait quelque chose. |
• spoed | → speed; pace; velocity; promptness; promptitude; quickness; swiftness; rapidity | ↔ rapidité — célérité, grande vitesse. |