Summary
Dutch to English: more detail...
- staken:
- steken:
-
Wiktionary:
- staken → strike, cease
- staken → strike, finish, stop, discontinue, end, halt, lift, prorogue, quell, staunch, abate, terminate, conclude
- steken → stab, stick, sting, put on fire, nettle, bag, pry, rankle
- steken → apply, employ, make use of, use, turn to account, put on, lay down, place, put, put down, lay, set, practice, administer, attach, put onto, add, append, assign, paste, introduce, insert, put away, put in, stow, enclose, enter, input, sheathe, announce, advertise, give notice of, quilt, stitch, pick, stab, sting, pierce, prick, pique, stick, ask
Dutch
Detailed Translations for staken from Dutch to English
staken:
-
staken (ermee uitscheiden; ophouden; stoppen; opgeven; uitscheiden)
-
staken (het werk neerleggen als protest; werkonderbreken)
-
staken (in staking zijn)
Conjugations for staken:
o.t.t.
- staak
- staakt
- staakt
- staken
- staken
- staken
o.v.t.
- staakte
- staakte
- staakte
- staakten
- staakten
- staakten
v.t.t.
- heb gestaakt
- hebt gestaakt
- heeft gestaakt
- hebben gestaakt
- hebben gestaakt
- hebben gestaakt
v.v.t.
- had gestaakt
- had gestaakt
- had gestaakt
- hadden gestaakt
- hadden gestaakt
- hadden gestaakt
o.t.t.t.
- zal staken
- zult staken
- zal staken
- zullen staken
- zullen staken
- zullen staken
o.v.t.t.
- zou staken
- zou staken
- zou staken
- zouden staken
- zouden staken
- zouden staken
en verder
- ben gestaakt
- bent gestaakt
- is gestaakt
- zijn gestaakt
- zijn gestaakt
- zijn gestaakt
diversen
- staak!
- staakt!
- gestaakt
- stakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het staken (staking; gestaak; werkonderbreking)
-
het staken (eindigen; ophouden; uitscheiden; kappen; afhaken)
Translation Matrix for staken:
Wiktionary Translations for staken:
steken:
-
steken (steken geven; prikken)
Conjugations for steken:
o.t.t.
- steek
- steekt
- steekt
- steken
- steken
- steken
o.v.t.
- stak
- stak
- stak
- staken
- staken
- staken
v.t.t.
- heb gestoken
- hebt gestoken
- heeft gestoken
- hebben gestoken
- hebben gestoken
- hebben gestoken
v.v.t.
- had gestoken
- had gestoken
- had gestoken
- hadden gestoken
- hadden gestoken
- hadden gestoken
o.t.t.t.
- zal steken
- zult steken
- zal steken
- zullen steken
- zullen steken
- zullen steken
o.v.t.t.
- zou steken
- zou steken
- zou steken
- zouden steken
- zouden steken
- zouden steken
en verder
- ben gestoken
- bent gestoken
- is gestoken
- zijn gestoken
- zijn gestoken
- zijn gestoken
diversen
- steek!
- steekt!
- gestoken
- stekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for steken:
Related Words for "steken":
Related Definitions for "steken":
Wiktionary Translations for steken:
steken
Cross Translation:
verb
steken
-
doorboren, prikken
-
doen ontvlammen
- steken → put on fire
verb
-
of the nettle plant etc., to sting causing a rash
-
to pique, irritate, vex or provoke someone
-
to put into a bag
-
to look where one is not welcome; to be nosey
-
to cause irritation
-
To pierce or wound with pointed object
-
To recklessly hit with the tip of a pointed object
-
To cause a sharp painful sensation
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• steken | → apply; employ; make use of; use; turn to account; put on; lay down; place; put; put down; lay; set; practice; administer; attach; put onto; add; append; assign; paste | ↔ appliquer — mettre une chose sur une autre, soit pour qu’elle y demeure adhérente, être pour qu’elle y laisser une empreinte, soit simplement pour qu’elle y toucher. |
• steken | → introduce; insert; put away; put in; stow; enclose; enter; input; sheathe; announce; advertise; give notice of | ↔ introduire — Faire entrer une chose dans une autre. |
• steken | → put; put on; apply; lay down; place; put down; lay; set; insert; put away; put in; stow; enclose; introduce | ↔ mettre — placer une personne, ou un animal, ou une chose dans un lieu déterminé. |
• steken | → quilt; stitch; pick; stab; sting; pierce; prick; pique; stick | ↔ piquer — Traductions à trier suivant le sens |
• steken | → stab | ↔ poignarder — frapper, blesser, tuer avec un poignard. |
• steken | → ask | ↔ poser — placer, mettre sur quelque chose. |