Summary
Dutch
Detailed Translations for stevenen from Dutch to English
stevenen:
-
stevenen
Conjugations for stevenen:
o.t.t.
- steven
- stevent
- stevent
- stevenen
- stevenen
- stevenen
o.v.t.
- stevende
- stevende
- stevende
- stevenden
- stevenden
- stevenden
v.t.t.
- heb gestevend
- hebt gestevend
- heeft gestevend
- hebben gestevend
- hebben gestevend
- hebben gestevend
v.v.t.
- had gestevend
- had gestevend
- had gestevend
- hadden gestevend
- hadden gestevend
- hadden gestevend
o.t.t.t.
- zal stevenen
- zult stevenen
- zal stevenen
- zullen stevenen
- zullen stevenen
- zullen stevenen
o.v.t.t.
- zou stevenen
- zou stevenen
- zou stevenen
- zouden stevenen
- zouden stevenen
- zouden stevenen
en verder
- ben gestevend
- bent gestevend
- is gestevend
- zijn gestevend
- zijn gestevend
- zijn gestevend
diversen
- steven!
- stevent!
- gestevend
- stevenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for stevenen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
head for | stevenen | aanhouden op; aansturen; aansturen op; aflopen; afstevenen; afstevenen op; afstomen op; afvaren op; koers zetten naar; vervoegen; zich begeven naar |
make for | stevenen | aanhouden op; aanpassen; aansturen op; aflopen; afstevenen op; afstomen op; afvaren op; bedoelen; beogen; geschikt maken; koers zetten naar; ten doel hebben; vervoegen; zich begeven naar |
steer for | stevenen | aanhouden op; aansturen op; afstevenen op; afstomen op; afvaren op |
Related Words for "stevenen":
steven:
-
de steven (voorsteven; boeg)
Translation Matrix for steven:
Noun | Related Translations | Other Translations |
bow | boeg; steven; voorsteven | boog; buiging; handboog; kruisboog; nijging; strijkstok; vioolstok |
prow | boeg; steven; voorsteven | |
stem | boeg; steven; voorsteven | antenne; etymon; halm; handvat in de vorm van stok; spriet; stam; stamvorm; stamwoord; steel; voelhoren; voelspriet |
Verb | Related Translations | Other Translations |
bow | buigen; eerbied tonen; krombuigen; krommen; nijgen; welven | |
stem | dwarsbomen; dwarsliggen; halt houden; ophouden; remmen; stopzetten; tegenhouden; tegenwerken; tot staan brengen |