Dutch
Detailed Translations for sticker from Dutch to English
sticker:
-
de sticker (label; etiket; plakker; plakkertje)
Translation Matrix for sticker:
Noun | Related Translations | Other Translations |
adhesive label | etiket; label; plakker; plakkertje; sticker | |
paster | etiket; label; plakker; plakkertje; sticker | |
sticker | etiket; label; plakker; plakkertje; sticker | aanplakker; plakker |
tag | etiket; label; plakker; plakkertje; sticker | code; draai; kink; knoop; krijgertje; kronkel; label; lus; lusvormige kromming; notitiemarkering; ophanglus; tag; tikkertje |
ticket | etiket; label; plakker; plakkertje; sticker | bekeuring; bewijs van ontvangst; boete; bon; entreebiljet; kaart; kaartje; plaatsbewijs; reisbiljet; reçu; spoorkaartje; ticket; toegangsbewijs |
Verb | Related Translations | Other Translations |
tag | aanroeren; aanstippen; een melding geven; etiketteren; even aanraken; taggen |