Dutch
Detailed Translations for strip from Dutch to English
strip:
-
de strip (stripverhaal)
the comic strip
Translation Matrix for strip:
Noun | Related Translations | Other Translations |
comic strip | strip; stripverhaal |
Related Words for "strip":
Wiktionary Translations for strip:
strip
Cross Translation:
noun
strip
-
een boek met een verhaal in beeldvorm
- strip → comic strip
noun
-
cartoon story
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• strip | → comic strip | ↔ strip — een boek met een verhaal in beeldvorm |
• strip | → comic | ↔ Comic — eine (nicht zwangsläufig komische) Bildergeschichte oder Bilderabfolge |
• strip | → strip; band; tape; binding; blindfold; streamer | ↔ bandeau — bande qui sert à ceindre le front et la tête. |
strippen:
-
strippen
Conjugations for strippen:
o.t.t.
- strip
- stript
- stript
- strippen
- strippen
- strippen
o.v.t.
- stripte
- stripte
- stripte
- stripten
- stripten
- stripten
v.t.t.
- heb gestript
- hebt gestript
- heeft gestript
- hebben gestript
- hebben gestript
- hebben gestript
v.v.t.
- had gestript
- had gestript
- had gestript
- hadden gestript
- hadden gestript
- hadden gestript
o.t.t.t.
- zal strippen
- zult strippen
- zal strippen
- zullen strippen
- zullen strippen
- zullen strippen
o.v.t.t.
- zou strippen
- zou strippen
- zou strippen
- zouden strippen
- zouden strippen
- zouden strippen
en verder
- ben gestript
- bent gestript
- is gestript
- zijn gestript
- zijn gestript
- zijn gestript
diversen
- strip!
- stript!
- gestript
- strippend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for strippen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
strip | band; banderol; reepje; strook | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
do a striptease | strippen | |
strip | strippen | beroven; bloot leggen; ontbloten; ontdoen; ontdoen van; ontvellen; stropen; uitbuiten; uitplunderen; uitschudden |
undress | strippen | ontkleden; uitdoen; uitkleden; uittrekken; van kleding ontdoen |