Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. structuren:
  2. structuur:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for structuren from Dutch to English

structuren:

structuren [de ~] noun, plural

  1. de structuren
    the structures

Translation Matrix for structuren:

NounRelated TranslationsOther Translations
structures structuren bouwsels; bouwwerken; constructies

Related Words for "structuren":


structuren form of structuur:

structuur [de ~ (v)] noun

  1. de structuur (opbouw; constructie; samenstelling; )
    the composition; the construction; the building
  2. de structuur (opbouw; samenstelling; ordening; organisatie; systeem)
    the construction; the building
  3. de structuur
    the structure
    – A user-defined value type that, similar to a class, can contain constructors, constants, fields, methods, properties, indexers, operators, and nested types. Unlike classes, however, structures do not support inheritance. 1
  4. de structuur
    the tree
    – A data structure containing zero or more nodes that are linked together in a hierarchy. If any nodes are present, one node is the root; each node except the root is the child of one and only one other node, and each node has zero or more nodes as children. 1

Translation Matrix for structuur:

NounRelated TranslationsOther Translations
building bouw; constructie; opbouw; opbouwen; ordening; organisatie; samengesteld geheel; samenstelling; structuur; systeem bouw; bouwsector; bouwwerk; gebouw; huis; pand; perceel
composition bouw; constructie; opbouw; opbouwen; samengesteld geheel; samenstelling; structuur akkoordprocedure; architectuur; assemblage; assembleren; betekenis; bijeenlegging; bouwkunst; combinatie; inhoud; montage; onderdelen; opstel; samenstelling; samenstelling taalkunde; samenvoeging; scriptie; verslag
construction bouw; constructie; opbouw; opbouwen; ordening; organisatie; samengesteld geheel; samenstelling; structuur; systeem aanleggen; bouw; bouwsector; bouwsel; bouwwerk; constructie; fabricage; gebouw; pand; werkzaamheden
structure structuur basislijn; bouw; bouwsector; bouwsel; bouwwerk; bureaucratie; burocratisme; chassis; gebouw; geraamte; grondlijn; hoofdlijn; hoofdlijn in plan of verhaal; pand
tree structuur boom
VerbRelated TranslationsOther Translations
structure structureren; structuur aanbrengen; struktureren

Related Words for "structuur":


Related Definitions for "structuur":

  1. manier waarop het is opgebouwd en het verband tussen de delen2
    • hoe is de structuur van de bodem in dat gebied?2

Wiktionary Translations for structuur:

structuur
noun
  1. de interne opmaak van een geheel
structuur
noun
  1. cohesive whole built up of distinct parts

Cross Translation:
FromToVia
structuur structure Struktur — allgemein: etwas Aufgebautes, aus mehreren Teilen bestehendes und von seinen Einzelteilen abhängiges Gefüge
structuur structure StrukturMathematik: Menge mit bestimmten Eigenschaften
structuur structure Strukturohne Mehrzahl: das Aussehen einer Sache, die Beschaffenheit einer Oberfläche oder Musterung, z.B. bei Textilien sowie Tapeten oder bei einem Straßennetz (von einer Anhöhe oder aus großer Höhe betrachtet)
structuur structure StrukturSprachwissenschaft: abstrakter innerer Aufbau einer Sprache
structuur structure SystemGefüge
structuur structure; fabric structuremanière dont un édifice bâtir.