Dutch
Detailed Translations for tatoeeren from Dutch to English
tatoeeren:
-
tatoeeren (tatoeëren)
Conjugations for tatoeeren:
o.t.t.
- tatoeer
- tatoeert
- tatoeert
- tatoeeren
- tatoeeren
- tatoeeren
o.v.t.
- tatoeerde
- tatoeerde
- tatoeerde
- tatoeerden
- tatoeerden
- tatoeerden
v.t.t.
- heb getatoeeerd
- hebt getatoeeerd
- heeft getatoeeerd
- hebben getatoeeerd
- hebben getatoeeerd
- hebben getatoeeerd
v.v.t.
- had getatoeeerd
- had getatoeeerd
- had getatoeeerd
- hadden getatoeeerd
- hadden getatoeeerd
- hadden getatoeeerd
o.t.t.t.
- zal tatoeeren
- zult tatoeeren
- zal tatoeeren
- zullen tatoeeren
- zullen tatoeeren
- zullen tatoeeren
o.v.t.t.
- zou tatoeeren
- zou tatoeeren
- zou tatoeeren
- zouden tatoeeren
- zouden tatoeeren
- zouden tatoeeren
en verder
- ben getatoeeerd
- bent getatoeeerd
- is getatoeeerd
- zijn getatoeeerd
- zijn getatoeeerd
- zijn getatoeeerd
diversen
- tatoeer!
- tatoeert!
- getatoeeerd
- tatoeerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for tatoeeren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
have oneself tattooed | tatoeeren; tatoeëren | |
tattooing | tatoeeren; tatoeëren |