Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. te kort schieten:


Dutch

Detailed Translations for te kort schieten from Dutch to English

te kort schieten:

te kort schieten verb (schiet te kort, schoot te kort, schoten te kort, te kort geschoten)

  1. te kort schieten (tegenvallen)
    to fall short; to disappoint; to work out badly; to fail; to fail in something
    • fall short verb (falls short, fell short, falling short)
    • disappoint verb (disappoints, disappointed, disappointing)
    • work out badly verb (works out badly, worked out badly, working out badly)
    • fail verb (fails, failed, failing)
    • fail in something verb (fails in something, failed in something, failing in something)

Conjugations for te kort schieten:

o.t.t.
  1. schiet te kort
  2. schiet te kort
  3. schiet te kort
  4. schieten te kort
  5. schieten te kort
  6. schieten te kort
o.v.t.
  1. schoot te kort
  2. schoot te kort
  3. schoot te kort
  4. schoten te kort
  5. schoten te kort
  6. schoten te kort
v.t.t.
  1. ben te kort geschoten
  2. bent te kort geschoten
  3. is te kort geschoten
  4. zijn te kort geschoten
  5. zijn te kort geschoten
  6. zijn te kort geschoten
v.v.t.
  1. was te kort geschoten
  2. was te kort geschoten
  3. was te kort geschoten
  4. waren te kort geschoten
  5. waren te kort geschoten
  6. waren te kort geschoten
o.t.t.t.
  1. zal te kort schieten
  2. zult te kort schieten
  3. zal te kort schieten
  4. zullen te kort schieten
  5. zullen te kort schieten
  6. zullen te kort schieten
o.v.t.t.
  1. zou te kort schieten
  2. zou te kort schieten
  3. zou te kort schieten
  4. zouden te kort schieten
  5. zouden te kort schieten
  6. zouden te kort schieten
diversen
  1. schiet te kort!
  2. schiett te kort!
  3. te kort geschoten
  4. te kort schietend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for te kort schieten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
disappoint te kort schieten; tegenvallen afvallen; benadelen; beschamen; duperen; frustreren; laten zakken; ontgoochelen; tegenvallen; teleurstellen; vertrouwen schenden
fail te kort schieten; tegenvallen afgaan; blijven zitten; doubleren; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen; verongelukken
fail in something te kort schieten; tegenvallen
fall short te kort schieten; tegenvallen
work out badly te kort schieten; tegenvallen

External Machine Translations:

Related Translations for te kort schieten