Dutch
Detailed Translations for terugzien from Dutch to English
terugzien:
-
terugzien
to meet again
Conjugations for terugzien:
o.t.t.
- zie terug
- ziet terug
- ziet terug
- zien terug
- zien terug
- zien terug
o.v.t.
- zag terug
- zag terug
- zag terug
- zagen terug
- zagen terug
- zagen terug
v.t.t.
- heb teruggezien
- hebt teruggezien
- heeft teruggezien
- hebben teruggezien
- hebben teruggezien
- hebben teruggezien
v.v.t.
- had teruggezien
- had teruggezien
- had teruggezien
- hadden teruggezien
- hadden teruggezien
- hadden teruggezien
o.t.t.t.
- zal terugzien
- zult terugzien
- zal terugzien
- zullen terugzien
- zullen terugzien
- zullen terugzien
o.v.t.t.
- zou terugzien
- zou terugzien
- zou terugzien
- zouden terugzien
- zouden terugzien
- zouden terugzien
en verder
- ben teruggezien
- bent teruggezien
- is teruggezien
- zijn teruggezien
- zijn teruggezien
- zijn teruggezien
diversen
- zie terug!
- ziet terug!
- teruggezien
- terugziend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for terugzien:
Verb | Related Translations | Other Translations |
meet again | terugzien | weerzien |