Summary
Dutch to English: more detail...
- toespreken:
- Wiktionary:
-
User Contributed Translations for toespreken:
- adress
Dutch
Detailed Translations for toespreken from Dutch to English
toespreken:
-
toespreken (spreken tot)
-
toespreken (aanspreken)
Conjugations for toespreken:
o.t.t.
- spreek toe
- spreekt toe
- spreekt toe
- spreken toe
- spreken toe
- spreken toe
o.v.t.
- sprak toe
- sprak toe
- sprak toe
- spraken toe
- spraken toe
- spraken toe
v.t.t.
- heb toegesproken
- hebt toegesproken
- heeft toegesproken
- hebben toegesproken
- hebben toegesproken
- hebben toegesproken
v.v.t.
- had toegesproken
- had toegesproken
- had toegesproken
- hadden toegesproken
- hadden toegesproken
- hadden toegesproken
o.t.t.t.
- zal toespreken
- zult toespreken
- zal toespreken
- zullen toespreken
- zullen toespreken
- zullen toespreken
o.v.t.t.
- zou toespreken
- zou toespreken
- zou toespreken
- zouden toespreken
- zouden toespreken
- zouden toespreken
en verder
- ben toegesproken
- bent toegesproken
- is toegesproken
- zijn toegesproken
- zijn toegesproken
- zijn toegesproken
diversen
- spreek toe!
- spreekt toe!
- toegesproken
- toesprekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for toespreken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
address | adres; adressering; e-mailadres; internet-e-mailadres; lezing; rede; redevoering; speech; spreekbeurt; toespraak; voordracht; woonplaats | |
addressing | spreken tot; toespreken | aanspreken; adres; adressering; benaderen; spreken tot |
approaching | spreken tot; toespreken | aanspreken; benaderen; spreken tot |
harangueing | spreken tot; toespreken | |
speak to | spreken tot; toespreken | aanspreken; benaderen; spreken tot |
speaking to | spreken tot; toespreken | aanspreken; benaderen; spreken tot |
speeching | spreken tot; toespreken | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
accost | aanspreken; toespreken | |
address | aanspreken; toespreken | adres aanbrengen; adresseren; verwijzen |
come up to | aanspreken; toespreken | toelopen |
Wiktionary Translations for toespreken:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• toespreken | → begin; commence; start; collide with; crash into; bring up; broach; land; address; accost; hitch on; hook on; attach; approach; deal with; tackle; berth | ↔ aborder — intransitif|fr marine|fr arriver au bord, prendre terre. |
• toespreken | → question; address; accost | ↔ interpeller — Interpeller |