Dutch
Detailed Translations for toestemmend from Dutch to English
toestemmend:
-
toestemmend (instemmend; goedkeurend)
Translation Matrix for toestemmend:
Noun | Related Translations | Other Translations |
approving | instemmen | |
assenting | instemmen | |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
approving | goedkeurend; instemmend; toestemmend | |
consenting | goedkeurend; instemmend; toestemmend | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
assenting | goedkeurend; instemmend; toestemmend |
Wiktionary Translations for toestemmend:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• toestemmend | → affirmative | ↔ affirmatif — Qui affirmer. |
toestemmen:
-
toestemmen (toestaan; laten; permitteren; toelaten; duren; goedkeuren; gunnen; inwilligen; vergunnen; dulden; goedvinden)
-
toestemmen (goed vinden; toestaan)
Conjugations for toestemmen:
o.t.t.
- stem toe
- stemt toe
- stemt toe
- stemmen toe
- stemmen toe
- stemmen toe
o.v.t.
- stemde toe
- stemde toe
- stemde toe
- stemden toe
- stemden toe
- stemden toe
v.t.t.
- heb toegestemd
- hebt toegestemd
- heeft toegestemd
- hebben toegestemd
- hebben toegestemd
- hebben toegestemd
v.v.t.
- had toegestemd
- had toegestemd
- had toegestemd
- hadden toegestemd
- hadden toegestemd
- hadden toegestemd
o.t.t.t.
- zal toestemmen
- zult toestemmen
- zal toestemmen
- zullen toestemmen
- zullen toestemmen
- zullen toestemmen
o.v.t.t.
- zou toestemmen
- zou toestemmen
- zou toestemmen
- zouden toestemmen
- zouden toestemmen
- zouden toestemmen
en verder
- ben toegestemd
- bent toegestemd
- is toegestemd
- zijn toegestemd
- zijn toegestemd
- zijn toegestemd
diversen
- stem toe!
- stemt toe!
- toegestemd
- toestemmend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for toestemmen:
Wiktionary Translations for toestemmen:
toestemmen
Cross Translation:
verb
-
to express willingness
-
to agree to a proposal or view
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• toestemmen | → accede; agree; consent; accept; assent; acquiesce; allow; permit; receive; accredit | ↔ admettre — recevoir par choix, faveur ou condescendance. |
• toestemmen | → assent; say yes; assert; state; aver | ↔ affirmer — assurer, soutenir qu’une chose est vraie. |
• toestemmen | → approve; countenance; endorse; sanction; authorize | ↔ approuver — tenir pour acceptable. |