Dutch
Detailed Translations for toetrekken from Dutch to English
toetrekken:
-
toetrekken (dichtdoen; sluiten; toedoen; dichtmaken)
Conjugations for toetrekken:
o.t.t.
- trek toe
- trekt toe
- trekt toe
- trekken toe
- trekken toe
- trekken toe
o.v.t.
- trok toe
- trok toe
- trok toe
- trokken toe
- trokken toe
- trokken toe
v.t.t.
- heb toegetrokken
- hebt toegetrokken
- heeft toegetrokken
- hebben toegetrokken
- hebben toegetrokken
- hebben toegetrokken
v.v.t.
- had toegetrokken
- had toegetrokken
- had toegetrokken
- hadden toegetrokken
- hadden toegetrokken
- hadden toegetrokken
o.t.t.t.
- zal toetrekken
- zult toetrekken
- zal toetrekken
- zullen toetrekken
- zullen toetrekken
- zullen toetrekken
o.v.t.t.
- zou toetrekken
- zou toetrekken
- zou toetrekken
- zouden toetrekken
- zouden toetrekken
- zouden toetrekken
en verder
- ben toegetrokken
- bent toegetrokken
- is toegetrokken
- zijn toegetrokken
- zijn toegetrokken
- zijn toegetrokken
diversen
- trek toe!
- trekt toe!
- toegetrokken
- toetrekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze