Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. tussenvoegsel:
  2. Wiktionary:
    • tussenvoegsel → infix


Dutch

Detailed Translations for tussenvoegsels from Dutch to English

tussenvoegsel:

tussenvoegsel [het ~] noun

  1. het tussenvoegsel (inlassing; invoeging; tussenvoeging)
    the insertion; the intercalation; the interpolation
  2. het tussenvoegsel (tussenstuk; tussenzetsel; las)
    the connecting-piece; the filler piece; the connection

Translation Matrix for tussenvoegsel:

NounRelated TranslationsOther Translations
connecting-piece las; tussenstuk; tussenvoegsel; tussenzetsel
connection las; tussenstuk; tussenvoegsel; tussenzetsel aaneenkoppeling; aaneensluiting; aaneenvoeging; aansluiting; affaire; avontuurtje; band; connectie; contact; correlatie; eensgezindheid; koppeling; las; liaison; link; onderling verband; relatie; saamhorigheid; samenhang; samenvoeging; schakel; schakeling; slippertje; solidariteit; telefoonaansluiting; telefoonlijn; telefoonverbinding; verband; verbinding; verbondenheid; verhouding; verwantschap
filler piece las; tussenstuk; tussenvoegsel; tussenzetsel
insertion inlassing; invoeging; tussenvoeging; tussenvoegsel ingevoegd stuk; inlas; inschuiving; invoeging; invoegsel; koppelteken; opname; opvang; tussenschuiving; verbindingsteken
intercalation inlassing; invoeging; tussenvoeging; tussenvoegsel
interpolation inlassing; invoeging; tussenvoeging; tussenvoegsel

Related Words for "tussenvoegsel":

  • tussenvoegsels

Wiktionary Translations for tussenvoegsel:

tussenvoegsel
noun
  1. morpheme inserted into word

External Machine Translations: