Dutch
Detailed Translations for uitdunnen from Dutch to English
uitdunnen:
Conjugations for uitdunnen:
o.t.t.
- dun uit
- dunt uit
- dunt uit
- dunnen uit
- dunnen uit
- dunnen uit
o.v.t.
- dunde uit
- dunde uit
- dunde uit
- dunden uit
- dunden uit
- dunden uit
v.t.t.
- heb uitgedund
- hebt uitgedund
- heeft uitgedund
- hebben uitgedund
- hebben uitgedund
- hebben uitgedund
v.v.t.
- had uitgedund
- had uitgedund
- had uitgedund
- hadden uitgedund
- hadden uitgedund
- hadden uitgedund
o.t.t.t.
- zal uitdunnen
- zult uitdunnen
- zal uitdunnen
- zullen uitdunnen
- zullen uitdunnen
- zullen uitdunnen
o.v.t.t.
- zou uitdunnen
- zou uitdunnen
- zou uitdunnen
- zouden uitdunnen
- zouden uitdunnen
- zouden uitdunnen
en verder
- ben uitgedund
- bent uitgedund
- is uitgedund
- zijn uitgedund
- zijn uitgedund
- zijn uitgedund
diversen
- dun uit!
- dunt uit!
- uitgedund
- uitdunnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for uitdunnen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
become thin | uitdunnen; wegkappen | |
chop away | uitdunnen; wegkappen | ontbomen; ontbossen |
chop off | uitdunnen; wegkappen | afhakken; afhouwen; afkappen |
decimate | uitdunnen; wegkappen | decimeren; dunnen; minder talrijk maken |
deplete | uitdunnen; wegkappen | |
hew away | uitdunnen; wegkappen | ontbomen; ontbossen |
thin out | uitdunnen; wegkappen | decimeren; dunnen; minder talrijk maken |
External Machine Translations: