Dutch
Detailed Translations for uitloten from Dutch to English
uitloten:
-
uitloten
Conjugations for uitloten:
o.t.t.
- loot uit
- loot uit
- loot uit
- loten uit
- loten uit
- loten uit
o.v.t.
- lootte uit
- lootte uit
- lootte uit
- lootten uit
- lootten uit
- lootten uit
v.t.t.
- ben uitgeloot
- bent uitgeloot
- is uitgeloot
- zijn uitgeloot
- zijn uitgeloot
- zijn uitgeloot
v.v.t.
- was uitgeloot
- was uitgeloot
- was uitgeloot
- waren uitgeloot
- waren uitgeloot
- waren uitgeloot
o.t.t.t.
- zal uitloten
- zult uitloten
- zal uitloten
- zullen uitloten
- zullen uitloten
- zullen uitloten
o.v.t.t.
- zou uitloten
- zou uitloten
- zou uitloten
- zouden uitloten
- zouden uitloten
- zouden uitloten
diversen
- loot uit!
- loot uit!
- uitgeloot
- uitlotend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for uitloten:
Verb | Related Translations | Other Translations |
eliminate by lottery | uitloten | |
select | uitloten | kiezen; ordenen; rangeren; schiften; selecteren; selectie toepassen; sorteren; uitkiezen; uitpikken; uitverkiezen; uitzoeken; verkiezen; ziften |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
select | dierbaar; favoriete; geselecteerd; heel mooi; lievelings; select; toegenegen; uitgelezen; verkoren |
External Machine Translations: