Summary
Dutch
Detailed Translations for uitmunten from Dutch to English
uitmunten:
-
uitmunten (uitblinken; onderscheiden; overtreffen; excelleren; uitblinken boven; uitsteken; schitteren)
Conjugations for uitmunten:
o.t.t.
- munt uit
- munt uit
- munt uit
- munten uit
- munten uit
- munten uit
o.v.t.
- muntte uit
- muntte uit
- muntte uit
- muntten uit
- muntten uit
- muntten uit
v.t.t.
- heb uitgemunt
- hebt uitgemunt
- heeft uitgemunt
- hebben uitgemunt
- hebben uitgemunt
- hebben uitgemunt
v.v.t.
- had uitgemunt
- had uitgemunt
- had uitgemunt
- hadden uitgemunt
- hadden uitgemunt
- hadden uitgemunt
o.t.t.t.
- zal uitmunten
- zult uitmunten
- zal uitmunten
- zullen uitmunten
- zullen uitmunten
- zullen uitmunten
o.v.t.t.
- zou uitmunten
- zou uitmunten
- zou uitmunten
- zouden uitmunten
- zouden uitmunten
- zouden uitmunten
en verder
- ben uitgemunt
- bent uitgemunt
- is uitgemunt
- zijn uitgemunt
- zijn uitgemunt
- zijn uitgemunt
diversen
- munt uit!
- munt uit!
- uitgemunt
- uitmuntend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for uitmunten:
Verb | Related Translations | Other Translations |
outshine | excelleren; onderscheiden; overtreffen; schitteren; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken |
Wiktionary Translations for uitmunten:
uitmunten
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• uitmunten | → dominate; override; predominate; exceed; surpass; beat; defeat; excel; outclass; outscore; outshine | ↔ dominer — commander souverainement, avoir une puissance absolue. |
• uitmunten | → defeat; win over; beat; overcome; overthrow; surmount; vanquish; go beyond; cross; exceed; surpass; excel; outclass; outscore; outshine | ↔ surmonter — monter au-dessus. |