Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. uitspreiding:


Dutch

Detailed Translations for uitspreiding from Dutch to English

uitspreiding:

uitspreiding [znw.] noun

  1. uitspreiding (verbreiding; uitlegging)
    the expansion

Translation Matrix for uitspreiding:

NounRelated TranslationsOther Translations
expansion uitlegging; uitspreiding; verbreiding aanbouw; aangroei; aanvulling; aanwas; aanwinst; expansie; groei; groter worden; stijging; toename; toeneming; uitbouw; uitbreiding; uitzetting; vergroting; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; versterking

External Machine Translations: