Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. vastslaan:


Dutch

Detailed Translations for vastslaan from Dutch to English

vastslaan:

vastslaan verb

  1. vastslaan (spijkeren; vastnagelen; klinken; timmeren; vastspijkeren)
    to hammer
    – create by hammering 1
    • hammer verb (hammers, hammered, hammering)
      • hammer the silver into a bowl1
    to spike
    – secure with spikes 1
    • spike verb (spikes, spiked, spiking)
    to nail down; to drive in nails
    • nail down verb (nails down, nailed down, nailing down)
    • drive in nails verb (drives in nails, drove in nails, driving in nails)
    to nail
    – attach something somewhere by means of nails 1
    • nail verb (nails, nailed, nailing)
      • nail the board onto the wall1

Translation Matrix for vastslaan:

NounRelated TranslationsOther Translations
hammer hamer; hamerwerpen; kogelslingeren; slaghamer
nail klinknagel; nagel; spijker
spike hoogste punt; piek; top
VerbRelated TranslationsOther Translations
drive in nails klinken; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren
hammer klinken; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren bonken; een klap geven; hameren; hard slaan; hengsten; kloppen met een hamer; meppen; rammen; slaan; timmeren
nail klinken; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren
nail down klinken; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren
spike klinken; spijkeren; timmeren; vastnagelen; vastslaan; vastspijkeren aan de spies rijgen; hameren; kloppen met een hamer; spietsen