Dutch
Detailed Translations for verifiëren from Dutch to English
verifiëren:
Conjugations for verifiëren:
o.t.t.
- verifiëer
- verifiëert
- verifiëert
- verifiëren
- verifiëren
- verifiëren
o.v.t.
- verifiëerde
- verifiëerde
- verifiëerde
- verifiëerden
- verifiëerden
- verifiëerden
v.t.t.
- heb geverifiëerd
- hebt geverifiëerd
- heeft geverifiëerd
- hebben geverifiëerd
- hebben geverifiëerd
- hebben geverifiëerd
v.v.t.
- had geverifiëerd
- had geverifiëerd
- had geverifiëerd
- hadden geverifiëerd
- hadden geverifiëerd
- hadden geverifiëerd
o.t.t.t.
- zal verifiëren
- zult verifiëren
- zal verifiëren
- zullen verifiëren
- zullen verifiëren
- zullen verifiëren
o.v.t.t.
- zou verifiëren
- zou verifiëren
- zou verifiëren
- zouden verifiëren
- zouden verifiëren
- zouden verifiëren
diversen
- verifiëer!
- verifiëert!
- geverifiëerd
- verifiërend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verifiëren:
Wiktionary Translations for verifiëren:
verifiëren
Cross Translation:
verb
verifiëren
-
nagaan, controleren
- verifiëren → verify
verb
-
to verify or compare with a source of information
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verifiëren | → verify | ↔ verifizieren — (transitiv) bildungssprachlich: durch Überprüfen die Richtigkeit oder den Wahrheitsgehalt einer Sache bestätigen |
External Machine Translations: