Dutch
Detailed Translations for vervlakken from Dutch to English
vervlakken:
-
vervlakken (afstompen)
Conjugations for vervlakken:
o.t.t.
- vervlak
- vervlakt
- vervlakt
- vervlakken
- vervlakken
- vervlakken
o.v.t.
- vervlakte
- vervlakte
- vervlakte
- vervlakten
- vervlakten
- vervlakten
v.t.t.
- ben vervlakt
- bent vervlakt
- is vervlakt
- zijn vervlakt
- zijn vervlakt
- zijn vervlakt
v.v.t.
- was vervlakt
- was vervlakt
- was vervlakt
- waren vervlakt
- waren vervlakt
- waren vervlakt
o.t.t.t.
- zal vervlakken
- zult vervlakken
- zal vervlakken
- zullen vervlakken
- zullen vervlakken
- zullen vervlakken
o.v.t.t.
- zou vervlakken
- zou vervlakken
- zou vervlakken
- zouden vervlakken
- zouden vervlakken
- zouden vervlakken
diversen
- vervlak!
- vervlakt!
- vervlakt
- vervlakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for vervlakken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
become dull | afstompen; vervlakken | |
blunt | afstompen; vervlakken | |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
blunt | abrupt; bot; bruusk; cru; direct; eensklaps; ineens; kortaf; kortzichtig; nors; onbewimpeld; ongenuanceerd; ongezouten; onomwonden; onscherp; onverbloemd; onverhoeds; onverholen; onverwacht; onverwachts; onvoorzien; onzacht; opeens; openhartig; openlijk; plots; plotseling; plotsklaps; rechttoe rechtaan; ronduit; ruiterlijk; stomp; zonder omhaal |
External Machine Translations: