Summary
Dutch
Detailed Translations for voortdreef from Dutch to English
voortdrijven:
-
voortdrijven (wegjagen; voortjagen; aanzwiepen; opdrijven)
Conjugations for voortdrijven:
o.t.t.
- drijf voort
- drijft voort
- drijft voort
- drijven voort
- drijven voort
- drijven voort
o.v.t.
- dreef voort
- dreef voort
- dreef voort
- dreven voort
- dreven voort
- dreven voort
v.t.t.
- heb voortgedreven
- hebt voortgedreven
- heeft voortgedreven
- hebben voortgedreven
- hebben voortgedreven
- hebben voortgedreven
v.v.t.
- had voortgedreven
- had voortgedreven
- had voortgedreven
- hadden voortgedreven
- hadden voortgedreven
- hadden voortgedreven
o.t.t.t.
- zal voortdrijven
- zult voortdrijven
- zal voortdrijven
- zullen voortdrijven
- zullen voortdrijven
- zullen voortdrijven
o.v.t.t.
- zou voortdrijven
- zou voortdrijven
- zou voortdrijven
- zouden voortdrijven
- zouden voortdrijven
- zouden voortdrijven
diversen
- drijf voort!
- drijft voort!
- voortgedreven
- voortdrijvend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for voortdrijven:
Verb | Related Translations | Other Translations |
push on | aanzwiepen; opdrijven; voortdrijven; voortjagen; wegjagen | aanduwen; aanjagen; aansporen; doorduwen; duwen; opjutten; porren; voortduwen; vooruitduwen |
Wiktionary Translations for voortdrijven:
voortdrijven
Cross Translation:
verb
-
To drive forward; to propel an object
-
cause animals to flee out of
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• voortdrijven | → pursue; chase; hunt down; drive; drive on | ↔ pourchasser — poursuivre ou rechercher avec obstination, avec ardeur. |
• voortdrijven | → chase; persecute; prosecute; pursue; harrow; oppress; stalk; drive; drive on; impel; shoo; propel; actuate | ↔ poursuivre — suivre quelqu’un avec application, avec ardeur, courir après quelqu’un dans le dessein de l’atteindre, de le prendre. |
• voortdrijven | → push; sprout; thrust; chase; drive; drive on; impel; shoo; propel; pursue; actuate | ↔ pousser — Faire pression contre quelqu’un ou contre quelque chose, pour le déplacer ou l’ôter de sa place. |