Noun | Related Translations | Other Translations |
advance
|
opmars; voortgang
|
aantocht; avance; kasvoorschot; rijzing; toenadering; voorschot
|
ascent
|
ontwikkelingsgang; progressie; verloop; voortgang; vooruitgang; vordering
|
beklimming; bestijging; klim; klimmen; omhoogkomen; opklimmen; opstijgen; stijgen; stijging; toename; vooruitgang; vordering
|
increase
|
ontwikkelingsgang; progressie; verloop; voortgang; vooruitgang; vordering
|
aangroei; aangroeiing; aanvulling; aanwas; aanwinst; expansie; groei; groter worden; het groter worden; klimmen; omhoogkomen; opstijgen; stijgen; stijging; toename; toename voorraad; toeneming; uitbreiding; uitzetten; uitzetting; vergroting; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; vermenigvuldiging; versterking; verveelvoudiging; vooruitgang; vordering; wijd worden
|
march
|
opmars; voortgang
|
expeditie; mark; mars; reis; rit; tocht; toer; trektocht
|
military walking
|
opmars; voortgang
|
|
progress
|
ontwikkelingsgang; progressie; verloop; voortgang; vooruitgang; vordering
|
|
progression
|
ontwikkelingsgang; progressie; verloop; voortgang; vooruitgang; vordering
|
toename; vooruitgang; vordering
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
advance
|
|
avanceren; bevorderd worden; bevorderen; duwen; helpen; hogerop komen; naar voren plaatsen; naderen; opmarcheren; oprukken; opschuiven; promoten; promoveren; tegemoetkomen; toenaderen; vervroegen; voorschieten; voorschuiven; vooruitschuiven; voorwaarts gaan; vroeger uitvoeren dan gepland; zich opwerken
|
ascent
|
|
aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gaan staan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; omhoogrijzen; opstaan; opzetten; rijzen; stijgen; toenemen; vermeerderen
|
increase
|
|
aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; hoger worden; omhooggaan; omhoogkomen; opstijgen; opvliegen; opzetten; stijgen; talrijker maken; toenemen; uitbreiden; vergroten; vermeerderen; volgroeien; volwassen worden; zich vermeerderen
|
march
|
|
manoeuvreren; marcheren
|
progress
|
|
beter worden; progressie maken; verbeteren; verder komen; vooruitgang boeken; vooruitkomen; vorderen
|