Dutch
Detailed Translations for werkloos zijn from Dutch to English
werkloos zijn:
werkloos zijn verb (ben werkloos, bent werkloos, is werkloos, was werkloos, waren werkloos, werkloos geweest)
-
werkloos zijn
Conjugations for werkloos zijn:
o.t.t.
- ben werkloos
- bent werkloos
- is werkloos
- zijn werkloos
- zijn werkloos
- zijn werkloos
o.v.t.
- was werkloos
- was werkloos
- was werkloos
- waren werkloos
- waren werkloos
- waren werkloos
v.t.t.
- ben werkloos geweest
- bent werkloos geweest
- is werkloos geweest
- zijn werkloos geweest
- zijn werkloos geweest
- zijn werkloos geweest
v.v.t.
- was werkloos geweest
- was werkloos geweest
- was werkloos geweest
- waren werkloos geweest
- waren werkloos geweest
- waren werkloos geweest
o.t.t.t.
- zal werkloos zijn
- zult werkloos zijn
- zal werkloos zijn
- zullen werkloos zijn
- zullen werkloos zijn
- zullen werkloos zijn
o.v.t.t.
- zou werkloos zijn
- zou werkloos zijn
- zou werkloos zijn
- zouden werkloos zijn
- zouden werkloos zijn
- zouden werkloos zijn
diversen
- wees werkloos!
- zijt werkloos!
- werkloos geweest
- werkloos zijnd
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for werkloos zijn:
Verb | Related Translations | Other Translations |
be unemployed | werkloos zijn | werkeloos zijn |
External Machine Translations: